Home

Invoeringswet Invorderingswet 1990

Geldig vanaf 1 juni 1990
Geldig vanaf 1 juni 1990

Invoeringswet Invorderingswet 1990

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-06-1990]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de inwerkingtreding van de Invorderingswet 1990 te regelen alsmede de wet van 22 mei 1845 (Stb. 1926, 334) op de invordering van 's Rijks directe belastingen in te trekken en voorts de wetten waarin naar laatstbedoelde wet wordt verwezen of waarin invorderingsbepalingen dan wel aansprakelijkheidsbepalingen voorkomen die zijn ontleend aan fiscale invorderings- en aansprakelijkheidsbepalingen, aan te passen aan de bepalingen van de Invorderingswet 1990;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I

[Wijzigt de Natuurschoonwet 1928.]

Artikel II

[Wijzigt de Successiewet 1956.]

Artikel III

[Wijzigt de Algemene wet inzake rijksbelastingen.]

Artikel IV

Artikel V

Artikel VI

Artikel VII

Artikel VIII

Artikel IX

Artikel X

Artikel XI

Artikel XII

Artikel XIII

Artikel XIV

Artikel XV

Artikel XVI

Artikel XVII

Artikel XVIII

Artikel XIX

Artikel XX

Artikel XXI

Artikel XXII

Artikel XXIII

Artikel XXIV

Artikel XXV

Artikel XXVI

Artikel XXVII

Artikel XXVIII

Artikel XXIX

Artikel XXX

Artikel XXXI

Artikel XXXII

Artikel XXXIII

Artikel XXXIV

Artikel XXXV

Artikel XXXVI

Artikel XXXVII

Artikel XXXVIII

Artikel XXXIX

Artikel XL

Artikel XLI

Artikel XLII

Artikel XLIII

Artikel XLIV

Artikel XLV

Artikel XLVI

Artikel XLVII

Artikel XLVIII

Artikel XLIX

Artikel L

Artikel LI

Artikel LII

Artikel LIII

Artikel LIV

Artikel LV

Artikel LVI

Artikel LVII

Artikel LVIII

Artikel LIX

Artikel LX

Artikel LXI

Artikel LXII

Artikel LXIII

Artikel LXIV

Artikel LXV