Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet
Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet
Opschrift
Aanhef
Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Ministers van Landbouw en Visserij en van Justitie van 8 februari 1979 (Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken, no. J 435, en van Justitie van 8 maart 1979, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, no. 127/679);
Gelet op artikel 13, derde lid, van de Landbouwkwaliteitswet (Stb. 1971, 371);
De Raad van State gehoord (advies van 21 maart 1979, no. 14);
Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Ministers van 5 juli 1979 (Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken, no. J 2299);
Hebben goedgevonden en verstaan:
§ 1. Algemene Bepalingen
Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder:
"bestuur"; het orgaan van de controle-instelling, overeenkomstig de statuten of reglementen belast met de leiding, dan wel de dagelijkse leiding van de controle-instelling;
"tuchtgerecht": orgaan van de controle-instelling, overeenkomstig de statuten of reglementen belast met de uitoefening van de tuchtrechtspraak over de betrokkenen;
"centraal tuchtgerecht": het orgaan van de controle-instelling, overeenkomstig de statuten of reglementen belast met de behandeling van het beroep tegen een tuchtbeschikking, gegeven door een tuchtgerecht;
"tuchtreglement": het door de controle-instelling vastgestelde reglement, regelende het aantal, de samenstelling en bevoegdheden van de met de uitoefening van tuchtrechtspraak belaste organen, alsmede de rechtsgang van het tuchtrechtelijk geding;
"voorzitter": de voorzitter van een tuchtgerecht, onderscheidenlijk centraal tuchtgerecht, dan wel degene die als zodanig optreedt;
"betrokkene": degene als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Landbouwkwaliteitswet.
Artikel 1a
Dit besluit berust op artikel 13, tweede lid, van de Landbouwkwaliteitswet.