Home

Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen

Geldig van 1 januari 2020 tot 1 mei 2023
Geldig van 1 januari 2020 tot 1 mei 2023

Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-01-2020 tot 01-05-2023]

Aanhef

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met het op 7 januari 1955 te Brussel tussen Nederland, België en Luxemburg gesloten verdrag betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering in zake motorrijtuigen (Trb. 1955, nr. 16), en de aanvullende overeenkomst hierop van 3 juli 1956 (Trb. 1956, nr. 75) noodzakelijk, en ook overigens wenselijk is, een regeling te treffen omtrent de verplichte verzekering tegen burgerrechtelijke aansprakelijkheid waartoe motorrijtuigen aanleiding kunnen geven;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze wet worden verstaan onder

motorrijtuigen: alle rij- of voertuigen, bestemd om anders dan langs spoorstaven over de grond te worden voortbewogen uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of aan het rij- of voertuig zelf aanwezig dan wel door electrische tractie met stroomtoevoer van elders; als een deel daarvan wordt aangemerkt al hetgeen aan het rij- of voertuig is gekoppeld of na koppeling daarvan is losgemaakt of losgeraakt, zolang het nog niet buiten het verkeer tot stilstand is gekomen;

verzekerden: zij wier aansprakelijkheid overeenkomstig de bepalingen van deze wet is gedekt;

benadeelden: zij die schade hebben geleden welke grond oplevert voor toepassing van deze wet, alsmede hun rechtverkrijgenden;

vergunning: een vergunning die een schadeverzekeraar ingevolge de Wet op het financieel toezicht behoeft voor de uitoefening van de branche Aansprakelijkheid motorrijtuigen;

verzekeraar: een schadeverzekeraar die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland zijn bedrijf in de branche Aansprakelijkheid motorrijtuigen mag uitoefenen, en het bureau, bedoeld in artikel 2, zesde lid, dat is belast met de afwikkeling van de schade welke in Nederland is veroorzaakt door motorrijtuigen die gewoonlijk in het buitenland zijn gestald, en van de afwikkeling van de schade welke in een van de krachtens artikel 3, derde lid, aangewezen landen is veroorzaakt door motorrijtuigen die gewoonlijk in Nederland zijn gestald;

weg: een weg waarop de omschrijving van het begrip "wegen" in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994 van toepassing is; onder "weg" wordt mede verstaan een vaartuig dat wordt gebruikt bij de uitoefening van een veerdienst;

terrein: een terrein dat toegankelijk is voor het publiek of voor een zeker aantal personen die het recht hebben daar te komen;

kenteken: een kenteken als bedoeld in artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994;

Waarborgfonds Motorverkeer en fonds: de krachtens artikel 23, eerste lid, aangewezen rechtspersoon;

gevaarlijke stof: een stof als bedoeld in artikel 1210, onderdeel a, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek;

gebeurtenis: een gebeurtenis als bedoeld in artikel 1210, onderdeel d, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek;

exploitant: een exploitant als bedoeld in artikel 1210, onderdeel e, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek;

lidstaat: een lidstaat van de Europese Unie;

Informatiecentrum: de krachtens artikel 27b, eerste lid, aangewezen rechtspersoon;

Schadevergoedingsorgaan: de krachtens artikel 27k, eerste lid, aangewezen rechtspersoon;

schaderegelaar: een schaderegelaar als bedoeld in artikel 4:70, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht.

Artikel 2

1.

De bezitter van een motorrijtuig en degene op wiens naam dit in het kentekenregister is ingeschreven, zijn verplicht voor het motorrijtuig een verzekering te sluiten en in stand te houden welke aan de bij en krachtens deze wet gestelde bepalingen voldoet, indien dat motorrijtuig op een weg wordt geplaatst of daarmee op een weg wordt gereden, indien buiten een weg met dat motorrijtuig op een terrein aan het verkeer wordt deelgenomen of indien dat motorrijtuig in het kentekenregister is ingeschreven en tenaamgesteld.

2.

In afwijking van het vorige lid rust de verplichting tot verzekering niet op de bezitter, maar op de houder die:

  1. het motorrijtuig op grond van een overeenkomst van huurkoop onder zich heeft, of

  2. het motorrijtuig in vruchtgebruik heeft, of

  3. anderszins het motorrijtuig, anders dan als bezitter, tot duurzaam gebruik onder zich heeft.

3.

De verplichting tot verzekering met betrekking tot een motorrijtuig dat in het kentekenregister is ingeschreven en tenaamgesteld, wordt opgeheven, indien het motorrijtuig buiten gebruik wordt gesteld en gehouden door plaatsing daarvan buiten een weg, gevolgd door een door de verzekeraar overeenkomstig artikel 13 aan de Dienst Wegverkeer, bedoeld in artikel 4a van de Wegenverkeerswet 1994, gedane kennisgeving van schorsing van de verzekering wegens buitengebruikstelling van het motorrijtuig. De in de vorige zin bedoelde opheffing van de verzekeringsplicht eindigt, zodra de verzekeraar overeenkomstig artikel 13 aan de Dienst Wegverkeer kennis heeft gegeven van de beëindiging van de schorsing, zodra het motorrijtuig zich op een weg bevindt of zodra het deelneemt aan het verkeer op een terrein. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen omtrent het in dit lid bepaalde nadere regels en voorwaarden worden gesteld. De in dit lid bedoelde opheffing van de verzekeringsplicht vindt slechts plaats, indien de tenaamstelling van het desbetreffende motorrijtuig in het kentekenregister is geschorst overeenkomstig artikel 67 van de Wegenverkeerswet 1994.

4.

De verplichting tot verzekering is geschorst, zolang een door een ander gesloten verzekering overeenkomstig de bepalingen van deze wet met betrekking tot het motorrijtuig van kracht is. De verplichting tot verzekering is echter niet geschorst gedurende de in artikel 13, vierde lid, en de in artikel 13a, zevende lid, tweede volzin, bedoelde periode. Hetzelfde geldt voor de periode die voortvloeit uit artikel 13a, zesde lid, tweede volzin.

5.

De verzekering moet zijn gesloten bij een schadeverzekeraar die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland zijn bedrijf in de branche Aansprakelijkheid motorrijtuigen mag uitoefenen.

6.

Het eerste lid is niet van toepassing op motorrijtuigen die gewoonlijk in het buitenland zijn gestald, mits een voor dat doel door Onze Minister van Financiën erkend bureau, dat rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid is, of groep van verzekeraars, dan wel een, bij algemene maatregel van bestuur daartoe erkende, in Nederland gevestigde buitenlandse instantie tegenover de benadeelden de verplichting op zich heeft genomen de schade, door die motorrijtuigen veroorzaakt, overeenkomstig de bepalingen van deze wet te vergoeden.

7.

Voor de toepassing van deze wet worden geacht gewoonlijk in Nederland te zijn gestald:

  1. motorrijtuigen die zijn voorzien van een kenteken, ongeacht of het een permanent of tijdelijk kenteken betreft;

  2. motorrijtuigen die ten onrechte niet zijn voorzien van een kenteken dan wel van een buitenlands kenteken, of zijn voorzien van een kenteken dan wel van een buitenlands kenteken dat niet overeenkomt of niet langer overeenkomt met het motorrijtuig, die in Nederland betrokken raken bij een ongeval, uitsluitend met het oog op het afwikkelen van een vordering door het bureau, bedoeld in het zesde lid, of het Waarborgfonds Motorverkeer;

  3. motorrijtuigen, die vanuit een andere lidstaat naar Nederland worden verzonden, vanaf de aanvaarding van de levering door de koper, gedurende een periode van maximaal 30 dagen, zelfs indien het motorrijtuig niet officieel in Nederland is geregistreerd.

Voor de toepassing van deze wet worden geacht gewoonlijk in het buitenland te zijn gestald:

  1. d.

    motorrijtuigen waarvoor een bijzonder kenteken met beperkte geldigheidsduur overeenkomstig een door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat vastgesteld model is opgegeven;

  2. e.

    motorrijtuigen die van de toepassing van artikel 36, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 zijn uitgezonderd en waarvoor een militair registratienummer is opgegeven;

  3. f.

    motorrijtuigen die in een ander land krachtens de aldaar geldende wettelijke regeling zijn geregistreerd of van een verzekeringsplaat of ander onderscheidingsteken zijn voorzien.

8.

Tot de motorrijtuigen met betrekking waartoe het bureau de in het zesde lid bedoelde verplichting op zich neemt, behoren in ieder geval de motorrijtuigen, welke gewoonlijk zijn gestald in een land dat ter uitvoering van deze bepaling bij algemene maatregel van bestuur is aangewezen, voor zover bij die maatregel daarvoor geen uitzondering is gemaakt.

9.

De schadeverzekeraars die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland hun bedrijf in de branche Aansprakelijkheid motorrijtuigen mogen uitoefenen, betalen jaarlijks aan het bureau, bedoeld in het zesde lid, de door het bureau te bepalen bijdragen, berekend op basis van de in Nederland geboekte premie of het aantal en de aard van de door ieder van hen in Nederland verzekerde motorrijtuigen.

Artikel 3

Artikel 3a

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5a

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 13a

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

Hoofdstuk 2. Vrijstellingen

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 21

Hoofdstuk 3. Verzekerde sommen

Artikel 22

Hoofdstuk 4. Het Waarborgfonds Motorverkeer

Artikel 23

Artikel 23a

Artikel 23b

Artikel 24

Artikel 24a

Artikel 25

Artikel 26

Artikel 27

Hoofdstuk 4a. Het Informatiecentrum

Artikel 27a

Artikel 27b

Artikel 27c

Artikel 27d

Artikel 27e

Artikel 27f

Artikel 27g

Artikel 27h

Artikel 27i

Hoofdstuk 4b. Het Schadevergoedingsorgaan

Artikel 27j

Artikel 27k

Artikel 27l

Artikel 27m

Artikel 27n

Artikel 27o

Artikel 27p

Artikel 27q

Artikel 27r

Artikel 27s

Artikel 27t

Hoofdstuk 5. Gevolgen van het intrekken van de vergunning of het opleggen van een verbod ter zake van acquisitie

Artikel 28

Artikel 29 [Vervallen per 01-01-1994]

Hoofdstuk 6. Verbods- en strafbepalingen

Artikel 30

Artikel 31

Artikel 32

Artikel 33

Artikel 34

Artikel 35

Artikel 36

Artikel 37

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 38

Artikel 39

Artikel 40 [Vervallen per 01-01-1994]

Artikel 41

Artikel 42