Home

Besluit Demobilisatievoorzieningen 1948

Geldig vanaf 1 januari 1965
Geldig vanaf 1 januari 1965

Besluit Demobilisatievoorzieningen 1948

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-01-1965]

Aanhef

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Ministers van Oorlog, van Marine, van Overzeese Gebiedsdelen, van Financiën, van Economische Zaken, van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening, van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, van Sociale Zaken en van Binnenlandse Zaken van 16 December 1947, Afdeling A 2, Bureau 3, Nr. 628;

Overwegende, dat het noodzakelijk is om enige voorzieningen te treffen in het belang van de militairen der Koninklijke Landmacht en der Koninklijke Marine, die na 1 Maart 1946 zijn of worden gedemobiliseerd;

De Raad van State gehoord (advies van 20 Januari 1948, Nr. 34);

Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Ministers van 10 Februari 1948, Geheim Litt. W. 26;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit en in de regelingen ter uitvoering van dit besluit wordt verstaan onder:

  1. "demobilisatie": het verlenen van ontslag of groot verlof aan, dan wel het ontheffen van de werkelijke dienst van militairen, ongeacht of zij daarbij een vrijwillig dienstverband aangaan om doorlopend werkelijke dienst bij de krijgsmacht te verrichten;

  2. "maand": de periode tussen een datum en de overeenkomstige datum van de volgende kalendermaand, met dien verstande, dat resterende gedeelten van een maand als volle maand worden berekend, voor zover deze gedeelten vijftien of meer dagen betreffen;

    resterende gedeelten van minder dan vijftien dagen worden niet berekend;

  3. "zes maanden": een periode van 180 dagen;

  4. "militair inkomen": het inkomen, dat voor de militair zou gelden bij dienstvervulling buiten de keerkringen, voor wat het personeel van de Koninklijke Marine betreft bij plaatsing aan wal in Nederland.

    Dit inkomen wordt berekend naar de rang of stand, laatstelijk in het Oosten bekleed - of, indien de militair daarna mocht zijn bevorderd tot een rang of stand, welke hoger is dan evenbedoelde, naar die rang of stand - waarbij, naar regelen, vast te stellen door Onze Minister van Marine, onderscheidenlijk Onze Minister van Oorlog, in overleg met Onze Minister van Financiën, vergoedingen of toelagen in aanmerking kunnen worden genomen;

  5. "het Oosten": het grondgebied van het voormalige Nederlandsch-Indië; voorts het Verre Oosten met aangrenzende zeegebieden zomede de Stille Oceaan met inbegrip van de daarin gelegen eilanden en de daaraan gelegen havens.

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing op militairen der Koninklijke Marine en der Koninklijke Landmacht, die worden gedemobiliseerd, met uitzondering van:

  1. militairen, behorende tot het beroepspersoneel, behoudens het bepaalde in artikel 13, onder 1b;

  2. militairen, die geen werkelijke dienst in het Oosten hebben verricht, behoudens het bepaalde in artikel 13, onder 1a, of wier werkelijke dienst aldaar minder dan zes maanden heeft geduurd, behoudens het bepaalde in artikel 13, onder 1c;

  3. militairen, wier demobilisatie niet geschiedt in Nederland, behoudens het bepaalde in artikel 13, onder 1d;

  4. militairen, die na 30 April 1950 naar het Oosten zijn uitgezonden, behalve indien en voor zover zij in het Verre Oosten met aangrenzende zeegebieden of in de Stille Oceaan met inbegrip van de daarin gelegen eilanden en de daaraan gelegen havens werkelijke dienst hebben verricht als lid van ter beschikking van de Verenigde Naties gestelde strijdkrachten, in welk geval evenwel ten aanzien van de militairen der Koninklijke landmacht de artikelen 5, 6 en 7 buiten toepassing blijven.

Artikel 3

Aan militairen, die bij hun opkomst in werkelijke dienst hun woonplaats buiten Nederland hadden en zich, na in Nederland te zijn gedemobiliseerd, wederom in het land van hun vroegere woonplaats metterwoon vestigen, kan hetgeen hun ingevolge dit besluit toekomt - naar regelen, vast te stellen door Onze Minister van Marine, onderscheidenlijk Onze Minister van Oorlog - geheel of gedeeltelijk worden uitbetaald in de valuta van het land, waar de militairen zich vestigen.

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 9a

Artikel 10 [Vervallen per 01-01-1965]

Artikel 10a

Artikel 11

Artikel 12 [Vervallen per 01-01-1965]

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15