Home

Centrale Raad van Beroep, 06-11-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2286, 22/161 PW

Centrale Raad van Beroep, 06-11-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2286, 22/161 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
6 november 2023
Datum publicatie
12 december 2023
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2023:2286
Zaaknummer
22/161 PW

Inhoudsindicatie

Intrekking en terugvordering van bijstand en boete. Bankrekeningen. Hennepkwekerij.

Appellant heeft de inlichtingenverplichting geschonden doordat hij twee bankrekeningen niet heeft gemeld. Appellant heeft aannemelijk gemaakt dat, als hij de bankrekeningen wel had gemeld, dit geen invloed op zijn recht op bijstand zou hebben gehad. Het niet melden van deze bankrekeningen biedt dus geen grondslag voor de intrekking van het recht op bijstand.

Appellant heeft ook de inlichtingenverplichting geschonden door een hennepkwekerij niet te melden. Uit de zeer summiere informatie over de aangetroffen hennepkwekerij blijkt echter niet dat al vanaf 6 mei 2019 sprake is geweest van een schending van de inlichtingenverplichting met betrekking tot de hennepkwekerij. Nu een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen dient wel te worden uitgegaan van een voorbereidingsperiode van twee weken.

Uitspraak

22/161 PW

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 12 januari 2022, 20/2304 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats 1] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas (college)

Datum uitspraak: 6 november 2023

PROCESVERLOOP

Met een besluit van 16 december 2019 heeft het college het recht op bijstand van appellant ingetrokken over de periode van 6 mei 2019 tot 25 november 2019 en de gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 4.608,62 teruggevorderd.

Met een besluit van 24 januari 2020 heeft het college aan appellant een boete opgelegd van € 1.891,14.

Appellant heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt. Het college is met een besluit van 27 februari 2020 (bestreden besluit), voor zover hier van belang, bij het besluit van 16 december 2019 gebleven en heeft het besluit van 24 januari 2020 herroepen, in die zin dat de boete is verlaagd naar € 1.262,76.

Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.

Namens appellant heeft mr. N.M. Fakiri, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het college heeft vragen van de Raad schriftelijk beantwoord.

Appellant heeft een nader stuk ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 3 juli 2023. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Fakiri. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Boere.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

In deze zaak gaat het om de intrekking van het recht op bijstand over de periode van 6 mei 2019 tot 25 november 2019 en de daarmee samenhangende terugvordering van de kosten van bijstand tot een bedrag van € 4.609,62, vanwege het niet melden van een hennepkwekerij in de woning van appellant, het niet melden van twee bankrekeningen bij SNS en het niet indienen van bankafschriften. Ook is de om deze redenen opgelegde boete in geschil. De Raad is van oordeel dat het hoger beroep slaagt en dat de intrekking, terugvordering en boete alleen standhouden voor zover deze verband houden met het niet melden van de exploitatie van de hennepkwekerij in de periode van 4 november 2019 tot en met 18 november 2019. De Raad legt hieronder uit hoe hij tot dit oordeel komt.

Inleiding

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels