Home

Centrale Raad van Beroep, 22-11-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2210, 22/460 WIA

Centrale Raad van Beroep, 22-11-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2210, 22/460 WIA

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
22 november 2023
Datum publicatie
28 november 2023
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2023:2210
Zaaknummer
22/460 WIA

Inhoudsindicatie

Herziening en terugvordering WIA-uitkering. Boeteoplegging. Schending inlichtingenplicht. Hennepkwekerij aangetroffen, vooronderstelling (mede)eigenaar. Appellante heeft geen objectieve en verifieerbare gegevens verstrekt waaruit blijkt dat zij niet bij de hennepkwekerij was betrokken en dat zij daaruit geen inkomsten heeft ontvangen. Het beroep van appellante op de onschuldpresumptie slaagt niet. Proceskostenveroordeling Uwv.

Uitspraak

22/460 WIA

Datum uitspraak: 22 november 2023

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van

29 december 2021, 21/913 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Bij besluit van 17 juli 2020 heeft het Uwv de uitkering die appellante ontving op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) herzien en een bedrag van haar teruggevorderd. Bij besluit van dezelfde datum heeft het Uwv appellante een boete opgelegd.

Appellante heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt. Het Uwv heeft dat bezwaar bij besluit van 28 januari 2021 (bestreden besluit 1) ongegrond verklaard.

Appellante heeft tegen bestreden besluit 1 beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Namens appellante heeft mr. W.G. ten Have, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Op 30 augustus 2023 heeft het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar genomen (bestreden besluit 2). Appellante heeft hierop haar zienswijze gegeven.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 11 oktober 2023. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Ten Have en mr. K.N. Altunzade. Het Uwv heeft zich via videobellen laten vertegenwoordigen door mr. S. Praagman.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht de WIA-uitkering van appellante heeft herzien over de periode van 1 oktober 2018 tot en met 31 december 2019 en terecht over deze periode een bedrag van € 21.640,20 aan onverschuldigd betaalde WIA-uitkering van appellante heeft teruggevorderd. Daarnaast gaat het om de vraag of het Uwv appellante terecht een boete heeft opgelegd van € 5.466,67. Volgens appellante bestaat voor de herziening, terugvordering en het opleggen van de boete geen aanleiding. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv de WIA-uitkering terecht heeft herzien en teruggevorderd. Ook oordeelt de Raad dat het Uwv terecht een boete heeft opgelegd van

€ 5.466,67.

Inleiding

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING